The World behind the Looking Glass. De representatie van het subject, ‘the other’ en de time/space-verhoudingen in Zuid-Afrikaanse speculative fiction | Laura Engels

It’s fascinating how, as a species and as a culture, we are brilliant at imagining our own extinction and our own demise. You know, we make films about whether we are all wiped out by zombies, or nuclear bombs, or diseases, or robots, or aliens, or little funny Gremlins, all sorts of things. We are brilliant. We love those. But where are the films about how us actually turning something round and solving a problem. We don’t have them […]

From Demain. Qtd. By Rob Hopkins

Introductie

Sciencefiction als genre werd door de literatuurkritiek jarenlang stiefmoederlijk behandeld. Het genre behoorde tenslotte niet tot de high literature en het fantastische element zou de goede zeden van de jeugd bederven, een gedachtegang die ook jarenlang de perceptie over comics heeft vertroebeld. Sciencefiction is ontstaan in de snelle consumptiemaatschappij, waarbij het fantastische verhaal de literariteit van het genre bepaalt. Thematisch wordt de invulling van sciencefiction meegesleurd door de snelheid van maatschappelijke en wetenschappelijke ontwikkelingen, en speelt daar handig op in door oorzaak en gevolg op excessieve manieren te verbeelden. Dit deed het reeds op het ogenblik dat de eerste toekomstverhalen zijn geschreven door Jules Verne, eind negentiende eeuw. In Archaeologies of the Future (2005) exploreert Frederic Jameson dit specifieke genre. Hij benadrukt de oeroude idee van de utopie, een perfecte maatschappij, en hoe deze gedachte sciencefiction (heeft) beïnvloed(t). De waarde die Jameson aan dergelijke teksten toekent, is interessant. De gezaghebbende literatuur- en cultuurcriticus die zich onder andere richt op postmodernisme en marxistische literatuurtheorie, vond een genre zoals sciencefiction de moeite waard om over te schrijven. Hij erkent het genre-specifieke karakter van deze verhalen en ziet dit als hun belangrijkste literaire waarde.

These stories, however, emerge from the world of the pulps and of the commercial culture whose conventions remain intimately linked to their narrative intelligibility. They cannot be read as Literature, not merely because they include much that is trash and what Adorno would have called easy reading; but above all, because their strongest effects are distinct from those of high literature, are specific to the genre, and finally are enabled only by precisely those sub-literary conventions of the genre which are unassimilable to high culture (2008: 316).

Het interessante aan Jameson’s benadering is dus dat hij in zijn onderzoek geen vaste ‘categorisering’ voorstelt. Zo gaat hij in eerste instantie niet uit van typerende stijlkenmerken zoals het voorkomen van ruimteschepen, interplanetaire reizen, aliens en spectaculaire gevechten met buitenaardse wapens. Deze kenmerken vloeien voort uit het karakter van het genre om naast de verbeelding van de toekomst, ook socio-politieke problemen en maatschappelijke angsten en onzekerheden vorm te geven. Jameson gaat in op drie ‘ruimten’ die door de auteur kunnen worden ingevuld om hieraan weerklank te geven. Dat zijn Space, the Subject en the Other. Oorspronkelijk onderzocht Jameson deze elementen in een verhaal van Van Vogt, een sciencefictionauteur die publiceerde in Astounding Science Fiction. Ook andere theoretici, onder wie Moylan (2000), Parrinder (2001) en Suvin (2016) focussen op sciencefiction om zo het maatschappelijke belang van het genre beter te kunnen begrijpen, en ook om de theorie omtrent dit onderwerp uit te breiden en scherp te stellen.

Doorheen de tijd richtte de studie over sciencefiction zich voornamelijk op Angelsaksische genreliteratuur. Een invalshoek die door het dominante Eurocentrisme en met Amerika als grote speler op de literaire kaart, een doorslaggevende rol heeft gespeeld in de perceptie van deze literatuur. Dit is een invalshoek die veel interessante visies heeft bijgebracht, maar die tegenwoordig wat is uitgeput. Steeds weer keren dezelfde redeneringen terug en gebruikt men vergelijkbare theoretische invalshoeken om deze teksten te benaderen. Westerse critici lijken daarnaast haast te vergeten dat er over de hele wereld sciencefiction wordt geschreven. Dit is een groot hiaat in het onderzoek naar genrefictie. Daardoor gaan er tegenwoordig meer stemmen op om te spreken over speculatieve fictie, omdat het afbakenen van een genre het in- en uitsluiten van bepaalde kenmerken inhoudt. Bij speculatieve fictie staat één vraag centraal: ‘wat als?’, waarmee auteurs vrij experimenteren. Op deze manier zijn er ook cultuurspecifieke verschillen te ontrafelen, omdat een toekomstgerichte vraag in elk land anders wordt benaderd. De gevolgen van klimaatverandering zal in speculatieve fictie in Nederland anders verbeeld worden dan wanneer deze in Ethiopië of Australië wordt geschreven. Hetzelfde geldt voor scenario’s waarin biologische manipulatie zich tegen ons keert, waarin technologische vooruitgang buitenproportioneel wordt, waarin een sluipende epidemie groepen mensen gedwongen van elkaar scheidt en waarin het eerste contact met buitenaardse wezens wordt gepresenteerd. Elke weergave van deze thema’s is cultuurspecifiek, gevoed door verscheidene socio-politieke problematieken die in een welbepaalde geografische context tot stand komen. Om precies deze verscheidenheid, het cultuurspecifieke, van niet-Westerse speculatieve fictie te bestuderen, zijn Jameson’s ‘ruimten’ interessant omdat ze ruim en flexibel in te vullen zijn.

Deze invalshoek is niet volstrekt nieuw. Tegenwoordig wordt de rijkdom van speculatieve fictie in de wereld méér in de kijker geplaatst. Begin februari 2018 vond in Amsterdam Other Futures plaats, een internationale en multidisciplinaire bijeenkomst met aandacht voor niet-Westerse sciencefiction centraal stond. Auteurs onder wie Nnedi Okorafor, Nisi Shawl, Daniel José Older, Climbing PoeTree en Nalo Hopkinson betraden het podium om met elkaar in discussie te gaan over de rol van speculatieve fictie en het belang van de creatie van alternatieve geschiedenissen en futuristische verhalen. Zo kunnen grote maatschappelijke vragen via een vernieuwende invalshoek worden bekeken. Dit kunstenfestival had plaats op het juiste ogenblik. In diezelfde maand verscheen namelijk Marvel’s Black Panther op het witte doek. De aankondiging dat Marvel’s zwarte superheld zou toetreden tot zijn cinematic universe, deed reeds jaren op voorhand een enthousiaste schok door de black sci-fi community gaan. Talloze speculaties over de film en over de betekenis van deze release voor de community deden de ronde op het internet.

Black Panther en de publicatie van bepaalde auteurs uit Other Futures worden als Afrofuturistisch omschreven. De eerste persoon die deze term lanceerde, was Mark Dery. In zijn essay Black to the Future (1994), gaat hij met Samuel R. Delany, Greg Tate en Tricia Rose dieper in op de vraag hoe het komt dat zo weinig Afro-Amerikanen sciencefiction schrijven. Alhoewel sciencefiction wél een grote betrokkenheid heeft bij de weergave van ‘the other’. “Speculative fiction that treats African-American themes and addresses African-American concerns in the context of twentieth-century technoculture,” beweert hij, “might, for want of a better term, be called Afrofuturism” [EL] (1994:180). Dery legt in zijn bewering sterk de nadruk op de herkomst van de auteurs van deze speculatieve fictie. Ook onderzoekers hebben in zijn voetsporen geprobeerd een sluitende definitie te geven van deze esthetische beweging, waarbij de herkomst van de auteur geaccentueerd bleef. Womack droeg bij tot deze discussie door in haar benadering los te komen van de focus op Afro-Amerikaanse auteurs, en elke gekleurde auteur daarin te betrekken. (2013:20). Graag stap ik af van deze nadruk op het Afrofuturisme. Ik geloof namelijk dat blanke auteurs ook door het Afrofuturisme geïnspireerd kunnen geraken tijdens het creatieproces. Daarom zal ik graag het accent verleggen op het narratief in deze verhalen. Afrofuturisme is gegroeid uit een emanciperende doelstelling. Veel van de auteurs in dit genre, eerder dan de critici, leggen de nadruk op het grote verhaal. Walidah Imarisha, bijvoorbeeld, activist en auteur, zet dit op de voorgrond wanneer ze beweert dat sociale bewegingen nood hebben aan sciencefiction: “For all of our ability to analyze and critique, the left has become rooted in what is. We often forget to envision what could be. We forget to mine the past for solutions that show us how we can exist in other forms in the future” (2015). Dit zal in bijna elke conceptualisering van het begrip Afrofuturisme voorkomen: het zoeken van nieuwe manieren om de toekomst vorm te geven. Afrikaanse geschiedenis en toekomst, maar ook de lotgevallen van de Afrikaanse bevolking in Afrika als daarbuiten, zijn de belangrijkste ankerpunten. In Womack’s citaat vinden we dit terug: “Imagination, hope, and the expectation for transformative change is a through line that undergirds most Afrofuturistic art, literature, music and criticism. It is the collective weighted belief that anchors in the aesthetic” (2013:42). Daarnaast is het belangrijk om te vermelden dat Afrofuturisme werkt vanuit een Afrikaans cultureel denkkader. Veel ‘Afrofuturistische’ kunstenaars gaan aan de slag met Afrikaanse mythen en legenden, zoals Wanchegi Mutu en Charlie Human, die in de onderstaande casestudie zal worden besproken. Juist omdat ik hier het narratief en de creatieve omgang met tradities en oude verhalen als belangrijkste criterium beschouw, betrek ik ook blanke Zuid-Afrikaanse auteurs in de discussie over Afrofuturisme. Het belangrijkste raakpunt is een gedeeld begrip van geschiedenis, een gemeenschappelijke geografische herkomst of een vergelijkbare bezorgdheid over de geschiedenis en de toekomst van de Afrikaanse samenleving. Door de nadruk te leggen op het narratief, kunnen zowel criticus als schrijver bijdragen tot het koloniale en postkoloniale debat. Graag richt ik de focus op speculatieve fictie in Zuid-Afrika om te kijken hoe deze ‘grote verhalen’ een plaats krijgen in deze genreliteratuur en wat hierbij de grootste bezorgdheden zijn. De klemtoon ligt op cultuurspecifieke aspecten en op de verbeelding van de drie ‘ruimten’ van Jameson: Space, the Subject en the Other. En hoe er in Zuid-Afrika wordt omgegaan met gefragmenteerde identiteiten, gestolen geschiedenis en uiteengespatte dromen.

Casestudie: Time-travelling Octopus versus Giant Inter-dimensional Mantis. Fight!

Om aan te tonen hoe dit onderzoek er ongeveer uitziet, geef ik graag een beknopte casestudie. De bespreking is gebaseerd op de roman Apocalypse Now Now (Titan Books, 2016) van Charlie Human. Tijdens het lezen van de roman, wordt nagegaan op welke manieren het verhaal de drie ruimten van Jameson invult. In dit voorbeeld gaan we dieper in op de vermenging van het cultuurspecifieke van de roman en de complexe Time/Space-relatie die in het verhaal wordt neergezet.

Apocalypse Now Now vertelt het verhaal van een asociale jongen, Baxter Zevcenko, die als meesterbrein van een schoolbende The Spider een netwerk heeft opgericht waar illegaal porno wordt verkocht. Baxter’s leven krijgt onverwachts een andere wending wanneer hij verdacht wordt van een reeks vreselijke moorden die de media toewijzen aan ‘the Mountain Killer’. Wanneer ook Baxters vriendin Esmé verdwijnt, wordt de bezorgde Baxter ongewild het middelpunt van alle aandacht. Bij een privéonderzoek in de slaapkamer van Esmé, vindt hij een gloeiende tand. Deze trekt hem mee naar de onderwereld, waarin hij met behulp van de bovennatuurlijke bountyhunter Ronin, zijn vriendin probeert terug te vinden. Het verhaal is in een beeldende taal geschreven, met actiesequenties die snel na elkaar volgen. Hierdoor wordt Apocalypse Now Now een meeslepend avonturenverhaal waarin de literaire invloeden van gecanoniseerde Westerse auteurs zoals J.K. Rowling, Neil Gaiman, Terry Pratchett en Tolkien terug te vinden zijn. Er worden bijvoorbeeld veel referenties naar populaire cultuur gemaakt in de roman: “If I’m forced to play Quidditch, I swear, someone is going to get shot” (2016: 363) en “We could be like Batman and Robin” (2016: 365). Hierdoor sluit Apocalypse Now Now duidelijk aan bij de genreliteratuur vanuit Westers perspectief.

Toch heeft Human niet zomaar een eenvoudige kopie gemaakt van enkele grote werken. Er kan veel gezegd worden over cultuurspecifieke referenties in de roman, waardoor het werk Afrofuturistisch kan worden genoemd. Dit kan reeds worden gezegd over de setting. Apocalypse Now Now speelt zich af in een hedendaags Kaapstad. De lezer weet niet of hier sprake is van Kaapstad in de toekomst, iets wat er eigenlijk niet echt toe doet. Daarentegen bevindt zich in Kaapstad een onderwereld, een bovennatuurlijke werkelijkheid, die door de regering wordt verborgen voor de gewone mensen. Het hier en nu is dus een werkelijkheid die nog niet gekend is en geëxploreerd wordt door het hoofdpersonage. Human vermengt in zijn fantastische onderwereld handig Zuid-Afrikaanse geschiedenis en mythologische verhalen uit Afrika en uit de rest van de wereld. Baxter moet het bijvoorbeeld opnemen tegen de monsterlijke Crows, gevaarlijke antropomorfe wezens die heel veel gemeenschappelijk hebben met het voorkomen van Japanse tengu, kraaimensen. Baxter wordt geconfronteerd met Anansi-zombies, geïnspireerd door de trickster spider uit de West-Afrikaanse mondelinge overlevering. Hij gaat de strijd aan met zijn tegenstander in een grote robot bidsprinkhaan, gebaseerd op een god uit de San-mythologie, en ontmoet de bijna uitgestorven Obambo, geesten uit Centraal-Afrika. Het hoofdpersonage zelf komt te weten dat hij afstamt van de Sieners, een verwijzing naar Siener Van Rensburg. Hij is een mytho-historisch personage uit de Zuid-Afrikaanse geschiedenis die aan de zijde van Generaal De La Rey in de Anglo-Boerenoorlog stond. Van Rensburg had apocalyptische visioenen die volgens hem rechtsreeks door God werden ingefluisterd. In het verhaal wordt dit geschiedkundige feit gebruikt als basis om Baxters gaven te motiveren. De profetische gaven van Siener Van Rensburg, worden generatie na generatie overgeërfd. Doordat Human mythes en geschiedenis uit verschillende culturen met elkaar verbindt, toont hij de kracht van deze traditionele verhalen en benadrukt hij de flexibiliteit en het collectieve van culturele tradities. Met andere woorden: de wereld is één grote samenleving.

Naast deze potpourri van mythen, legenden en geschiedenis, waarvan hier maar een deeltje werd vermeld, valt er ook veel te zeggen over de Space/Time-dimensie in Apocalypse Now Now. Aan de oppervlakte lijkt het boek een avontuurlijk sciencefictionverhaal waarin de strijd tussen goed en kwaad centraal staat. Toch krijgt de plot een verwarrende wending indien er anders naar het verhaalverloop wordt gekeken. Baxter heeft terugkerende gesprekken met zijn psychiater, dr. Basson. Afhankelijk van de interpretatie is het mogelijk dat de roman het relaas is van een psychose. Daar zijn enkele bewijzen voor te vinden in de tekst. Baxter’s broer Rafe is geobsedeerd door Zuid-Afrikaanse geschiedenis en toont Baxter frequent stukken uit geschiedenisboeken. Dit zou kunnen verklaren waarom er zoveel over Sieners en Boeren in Baxter’s psychose terugkeert. Het verhaal wordt af en toe onderbroken door journalistieke teksten met titels zoals “Sceptics Alliance Newsletter. Charlatan of the Week: Dale Sheldrake”. Vele van de personages die hierin worden besproken, komen terug in de parallelle wereld waarin Baxter is verzeild geraakt. Er zijn dus twee mogelijkheden in de interpretatie van de tekst: ofwel bevindt Baxter zich echt in de parallelle wereld en is de psychiater betrokken in een complot tegen Baxter, ofwel heeft Baxter een ernstige psychose en is hij inderdaad de ‘Mountain Killer’. Wanneer we de laatste interpretatie als uitgangspunt nemen, kunnen we beweren dat Human met zijn verhaal psychische problemen onder de aandacht brengt.

Een meer gedetailleerde uitwerking van deze gevalstudie kan aantonen dat Apocalypse Now Now op zijn geheel eigen manier de drie ruimten van Jameson invult. De aanvullende vergelijkende studie zou uitwijzen dat de vermenging van fantastische elementen, gecombineerd met ‘journalistieke’ en ‘wetenschappelijke’ teksten ín de roman, iets is dat nog voorkomt in Zuid-Afrikaanse speculatieve fictie, bijvoorbeeld in Lauren Beukes’ roman Zoo City. Daarnaast zal een tekstgericht onderzoek het Afrofuturistische karakter van Zuid-Afrikaanse literatuur blootleggen, zeker omdat deze romans allemaal bekommerd zijn over de toekomstige maatschappelijke situatie in een postkoloniaal (Zuid-)Afrika, ongeacht de sociale en politieke achtergrond van deze auteurs. Hun bekommernis drukken ze uit in fantastische taal en avontuurlijke plotlijnen, mét de bijhorende futuristische taferelen en een vermenging van traditionele verhalen en handelingen.

Laura Engels (Ghent University)

Referenties

Dery, Mark. (1994). Black to the Future: Interviews with Samuel R. Delany, Greg Tate and Tricia Rose. Flame Wars. The Discourse of Cyber Culture. Duke University Press, p. 179-221.

Human, Charlie. (2016). Apocalypse Now Now. Titan Books.

Imarisha, Walidah. (2015). Rewriting The Future: Using Science Fiction to Re-Envision Justice. www.walidah.com. (Geraadpleegd op 22 augustus 2018: http://www.walidah.com/blog/2015/2/11/rewriting-the-future-using-science-fiction-to-re-envision-justice.)

Jameson, Frederic. (2005). The Space of Science Fiction: Narrative in Van Vogt. Archaeologies of the Future. Verso, p. 314-327.

Womack, Ytasha, L. (2013). Afrofuturism: The World of Black Sci-fi and Fantasy Culture. Lawrence Hill Books.

This article was published in: Africa Book Link, Fall 2018: Afrikaans Literature