Antjie Krog en Herman de Coninck. ‘Brief uit Kaapstad’ en Nieuw Wereldtijdschrift | Yves T’Sjoen

Schrijvers circuleren en functioneren niet uitsluitend in het taalgebied waar oorspronkelijk de productie, promotie, distributie en receptie van het literaire werk plaatsvindt. Ze overschrijden in vele gevallen de grenzen van het eigen taalgebied of van het nationale circuit en het cultuurgebied waartoe de literatuurproductie oorspronkelijk wordt gerekend. Cultuurtransmissie geschiedt door middel van vertalingen, optredens op internationale festivals, interviews in anderstalige media (televisie, radio, kranten en tijdschriften, internetblogs), via interculturele netwerken, door receptieteksten en kritische repertoires van anderstalige schrijvers en literatuurbeschouwers. Comparatief sociologisch onderzoek naar dialogen die landsgrenzen en taal- of cultuurgebieden ontstijgen, en dus naar internationale trajecten van schrijvers en ‘supra-nationale’ tekstgeschiedenissen, wordt onder de algemene noemer van transnationalisme bestudeerd, of met een oorspronkelijke term van Goethe “wereldliteratuur”.

Transnationalisme, als aanduiding van “die proses van globalisering” (Viljoen 2014:5), is niet altijd een adequaat want te generaliserend instrument voor de beschrijving van particuliere schrijversloopbanen in globaal perspectief. In dit artikel, en bij uitbreiding in het onderzoek naar relaties tussen Afrikaanse en Nederlandse literatuur, staat het concept “minor transnationalism” (Shih & Lionnet 2005) centraal. Zoals Viljoen betoogt in haar “eerste verkenning [van] slegs die breë buitelyne van die ondersoeksveld” (2014:21) kunnen in de hedendaagse Afrikaanse literatuur ten opzichte van het Nederlandse respectievelijk Engelse taalgebied verticale en laterale bewegingen worden onderscheiden. Zij beschrijft meer in het bijzonder transnationale verschuivingen naar het Nederlandse taalgebied van canonieke Afrikaanstalige Zuid-Afrikaanse schrijvers (Breyten Breytenbach, André Brink, Etienne van Heerden, Antjie Krog en Marlene van Niekerk). Omgekeerd kunnen ook Nederlandstalige schrijvers, onder wie Herman de Coninck, Luuk Gruwez, Gerrit Komrij, Rutger Kopland, Tom Lanoye, Adriaan van Dis, Miriam Van hee, David van Reybrouck, Willem van Toorn en Tommy Wieringa, door bemiddeling van vertalers als Zandra Bezuidenhout, Heilna du Plooy, Daniel Hugo, Lina Spies en Hennie van Coller tot het literaire systeem van het Afrikaans in Zuid-Afrika worden gerekend.

Er is niet steeds sprake van een toetreding linea recta tot de mondiale literaire ruimte of dus een beweging in de richting van de hedendaagse Anglo-Amerikaanse metropool van de wereldliteratuur. De verticale ontwikkeling draagt ertoe bij dat het werk in een kleine of middelgrote taal en uit een veeleer perifere culturele context door bemiddeling van vertaling in het Engels, de contemporaine lingua franca van de internationale literaire wereld, wordt opgenomen in wat Pascale Casanova in haar beroemde boek de “république mondiale des lettres” (1999) noemt. Of in de formulering van Françoise Lionnet en Shu-mei Shih: “We realized […] that our battles are always framed vertically, and we forget to look sideways to lateral networks that are not readily apparent” (Lionnet & Shih 2005:1). Toetreden tot de Anglo-Amerikaanse publieke literaire ruimte is vandaag conditio sine qua non om als schrijver een ‘ware’ internationale statuur te verkrijgen. Een verticale beweging is volgens Viljoen, in de lijn van Lionnet & Shih, een verschuiving van “’n marginale letterkunde” naar “’n Europese sentrum”. Een “laterale beweging” daarentegen, of beter daarnaast, vindt plaats “tussen ’n marginale letterkunde en ’n letterkunde wat deel vorm van die Europese sentrum, maar nie noodwendig ’n sentrale rol daarin beklee nie” (2014:6). In dat laatste geval kunnen bewegingen worden geanalyseerd tussen de vanuit mondiaal perspectief bekeken “marginale talen” Afrikaans (circa zeven miljoen moedertaalsprekers) en het Nederlands, een middelgrote taal in Europees perspectief. Het onderzoek dat Viljoen voorstelt, betreft de aanwezigheid van Afrikaanse schrijvers in het Nederlands, met name een taal van 23 miljoen sprekers, dat overwegend deel uitmaakt van het Europese centrum maar dus niét behoort tot “die magtige metropolitaanse sentrums van die wêreld nie” (2014:5). De literaire ruimte in Nederland kan daarenboven ook een transitzone zijn naar andere Europese literaturen, zoals in Duits (Charl-Pierre Naudé, Antjie Krog), Frans (Breytenbach) of Pools (Breyten Breytenbach, Antjie Krog).

De zogeheten zijdelingse bewegingen van Zuid-Afrikaanse auteurs in de Lage Landen documenteren hun “literêre status in die transnationale domein” (Viljoen 2014:6). Hoewel minder prominent zijn ook andere dan alleen tot de canon gerekende Afrikaanse schrijvers aanwezig in Nederland en Vlaanderen. Het is met andere woorden van belang, zoals Andries Bezuidenhout stelt in zijn N.P. van Wyk Louw-gedenklezing (2018), de horizontale breedte van transnationale relaties te bestuderen: “Die gevaar bestaan natuurlik dat transnasionalisme bestaande magsordes herbevestig en bloot ʼn groter mark aan reeds bevoorregte skrywers bied, eerder as om die gesprek op horisontale wyse te verbreed. Daarom die belangrikheid van die swart diaspora binne die Nederlandse post-koloniale wêreld”.

In mijn bijdrage wordt de allereerste aanzet van de publieke beeldvorming rond Antjie Krog in Vlaanderen onder de aandacht gebracht. Voor de intussen omvangrijke Krog-studie zijn de heuristische bevindingen mogelijk verrijkend. Redacteur Herman de Coninck, vertaler Robert Dorsman en het cultureel-journalistieke periodiek Nieuw Wereldtijdschrift hebben bij die introductie een voorname rol gespeeld. De bemiddelende functie van vertalers, schrijvers en critici, bloemlezers, redacteuren van uitgeverijen en andere culturele actoren voor de presentie en receptie van buitenlandse literatuur is voor de Nederlandse literatuur relatief weinig onderzocht. Ronel Foster en ik hebben twee pogingen ondernomen met onze opstellenbundels Over grenzen (2009) en Toenadering (2012). De bundels bevatten afzonderlijke gevalstudies, en er zijn inmiddels verspreid gepubliceerde bijdragen over de receptie in de Lage Landen van Zuid-Afrikaanse schrijvers onder wie Breyten Breytenbach, Sheila Cussons, Ingrid Jonker, Antjie Krog en Wilma Stockenström. Ook in de opstellenbundel Rakelings (2017) besteed ik bij wijze van voorzet aandacht aan particuliere transnationale literatuurtransmissies tussen Afrikaans en Nederlands.

In de literatuurgeschiedschrijving van het Nederlandse taalgebied, en dat zal zonder meer ook het geval zijn voor Afrikaanse literatuuroverzichten, is tot vandaag te weinig aandacht gegaan naar receptie van anderstalige literatuur. Aan de betekenis van teksten, auteurs en literaire debatten in het buitenland die het vertoog over literatuur in Nederland en Vlaanderen hebben gestuurd of die daarin een rol hebben gespeeld en nog steeds spelen hebben literatuurhistorici alleen sporadisch aandacht besteed. De verstrengeling van en interacties tussen literaturen die in verschillende talen zijn geschreven, vergen meer gericht onderzoek. Het literaire veld wordt door een dynamiek van autochtone en allochtone ontwikkelingen gedetermineerd, zo schrijven Andringa, Levie & Sanders in een themanummer van Nederlandse Letterkunde (2006:197-198). Buitenlandse literatuur is aanwezig in vertalingen of fungeert als referentiepunt in literaire debatten, in de beschouwerspraktijk van recensenten en het strategische repertoire van schrijvers: “de presentie van buitenlandse literatuur [heeft] het nationale literaire veld in belangrijke mate […] gekleurd” (2006:199). Teksten van Zuid-Afrikaanse auteurs in Afrikaans en Engels functioneren in Nederland en Vlaanderen door bemiddeling van vertalers, onder wie Riet de Jong-Goossens, Adriaan van Dis, Robert Dorsman, Ingrid Glorie, Krijn Peter Hesselink, Maarten Polman, Alfred Schaffer, Laurens Vancrevel, Jaap van der Haar en Rob van der Veer. Vertalingen kunnen worden beschouwd als bemiddelaars tussen binnen- en buitenlandse literatuurcircuits. De keuze voor een “internationaal literair-historisch onderzoeksperspectief” (2006:199) is evident, maar wordt in het wetenschappelijk interculturele onderzoek tot op heden niet gemaakt. Belangrijke vragen betreffen de inbedding van Nederlandse literatuur in een internationaal kader, de interacties met buitenlandse literatuur, receptiepatronen van anderstalige literatuur en de impact van gerecipieerde buitenlandse romans en poëzie op het literaire systeem (2006:199). Naast culturele, historische en linguïstische factoren spelen natuurlijk ook markteconomische, materiële, ideologische en particulier-poëticale elementen een rol in het transnationale vertoog. (1)

Antjie Krog is een interessant voorbeeld. Zij is niet alleen in fysieke zin geregeld aanwezig in Nederland en Vlaanderen, haar boeken worden vertaald en zij neemt deel aan debatten op televisie of in een universiteitsaula, zij ontvangt literaire onderscheidingen. De bundel Mede-wete is al snel na de Afrikaanse en Engelse edities in het Nederlands vertaald, en onlangs presenteerde Podium in Amsterdam Hoe alles hier verandert, een bloemlezing uit de autobiografische boeken De kleur van je hart, Een andere tongval en Niets liever dan zwart. Een promotiesticker op het boekomslag refereert aan de Gouden Ganzenveer 2018.


Herman de Coninck en Zuid-Afrika

Over de opvattingen van de Vlaamse dichter en journalist Herman de Coninck (1944-1997) omtrent Afrikaans en Zuid-Afrikaanse politiek, meer specifiek over maatschappelijke, culturele en politieke ontwikkelingen in Zuid-Afrika na de democratische verkiezingen van 27 april 1994, is ook na de uitgave van de biografie nog veel te melden. De Coninck heeft in enkele autobiografische prozafragmenten, gebundeld in De cowboybroek van Maria Magdalena en andere reisverhalen (2), zijn zienswijze geformuleerd op de levensvatbaarheid van de zogeheten “regenboognatie”, en de perspectieven van het Afrikaans als een van de elf officiële ambtelijke talen van Zuid-Afrika. De Conincks beeld van het land is een constructie die tot stand is gekomen naar aanleiding van vier bezoeken en gebaseerd op gesprekken en een confrontatie met contemporaine Afrikaanse poëzie. Uiteindelijk hebben de contacten met Afrikaanstalige schrijvers, de zogenaamde interculturele netwerking, geleid tot een vertaling van een bloemlezing uit De Conincks poëzie in het Afrikaans (Liefde, miskien, vertaling Daniel Hugo, 1996). Ook andersom heeft de Vlaamse schrijver, in zijn rubriek ‘De vliegende keeper’ in de krant De Morgen en in het Nieuw Wereldtijdschrift, waarvan hij stichtend redacteur was, aandacht gevraagd voor het Afrikaans en de Afrikaanse literatuur in Zuid-Afrika. Het zou voor deze deelstudie te ver leiden hierop nader in te gaan.

Het NWT stond onder de redactie van Benno Barnard, Herman de Coninck, Piet Piryns, Mark Schaevers en Paul de Wispelaere. Het glossy magazine, gedrukt op glanzend papier en genoemd naar Elsschots beruchte Algemeen Wereldtijdschrift in Lijmen/Het Been, bood plaats aan vertaalwerk, gedichten en verhalen, recensies, essayistische bijdragen en fotografie. Het was niet zoals het Wereldtijdschrift van Elsschots gewiekste personage Boorman een zwendel met te duur gedrukt papier, maar een invloedrijk tweemaandelijks periodiek dat bestond van 1984 tot 1997.

Herman de Coninck heeft van zijn dominante institutionele positie in het literaire landschap gebruik gemaakt om werk van Zuid-Afrikaanse dichters in het Nederlandse taalgebied, meer bepaald in de Vlaamse literaire ruimte, onder de aandacht te brengen. Vroeger dan Gerrit Komrij, met de ruime bloemlezing uit de Afrikaanse poëzie (1999), droeg hij als cultureel bemiddelaar bij tot het postuur van Afrikaanstalige dichters in het Vlaamse literaire landschap.

Eybers, Krog en het Nieuw Wereldtijdschrift

Uit de nagelaten brieven, zeven jaar na zijn dood verschenen onder de titel Een aangename postumiteit, blijkt dat Herman de Coninck als hoofdredacteur van het veelgelezen en in krantenkiosken en boekwinkels verspreide Nieuw Wereldtijdschrift in de beginjaren van het tijdschrift, in de jaren tachtig dus, verscheidene keren heeft geprobeerd Elisabeth Eybers (1915-2007) te overhalen mee te werken aan het blad. Hij aasde op een interview met de in Amsterdam gedomicilieerde Eybers, een genre waarvoor zij zich nog niet eerder had laten strikken. Het is de enige brief aan Eybers in het brievenboek. Er spreekt een opmerkelijk bewonderende, en tegelijk een nederige houding uit. Tegelijk spreekt De Coninck, op dat ogenblik de auteur van vier dichtbundels (De lenige liefde, Zolang er sneeuw ligt, Met een klank van hobo en De hectaren van het geheugen) en van de verzamelbundel Onbegonnen werk. Gedichten 1964-1982 (1985), en dus niet gehinderd door enige bescheidenheid, van niet minder dan ‘gevoelsverwantschap’.

11.6.85

Geachte Mevrouw,
Separaat stuur ik u het laatste nummer van het NWT, hopend dat u het mooi genoeg vindt om er ooit eens gedichten aan af te staan.
Bovendien zou ik graag, ter gelegenheid van het verschijnen van uw nieuwe bundel [Drijfsand of Gedigte 1962-1982, yt], een interview met u maken.
Ik weet dat u dat gewoonlijk weigert. Ik heb althans nog nooit een vraaggesprek met u gelezen. Maar misschien juist daarom vraag ik het: het zou des te unieker zijn voor ons.
Ik weet verder niet goed wat daaraan toe te voegen.
Helpt het u als ik u ook een dichtbundel van mezelf toestuur, zodat u enige gevoelsverwantschap kunt constateren? Of is dat juist opdringerig? Ik doe het dan toch maar, je weet nooit.
Met hartelijke, bewonderende groet,

Herman De Coninck (3)

Er is geen interview in het NWT met de door de Vlaamse dichter bewonderde Elisabeth Eybers verschenen.

Een andere, aanzienlijk jongere maar al even spraakmakende journaliste/dichter die De Coninck hoog schatte, is Antjie Krog. In de biografie memoreert Thomas Eyskens dat Herman de Coninck in maart 1996 een derde keer naar Zuid-Afrika reisde. Ook de jaren daarvoor was hij telkens korte tijd in het land. Op uitnodiging van de Taalunie en Poetry International reisde hij samen met J. Bernlef, Marion Bloem, Geertrui Daem, H.C. ten Berge, Geert van Istendael, Eddy van Vliet en Simon Vinkenoog. De literaire tournee bracht hen van Kaapstad naar Oudtshoorn en Durban onder de begeleiding van Wium van Zyl en John Kannemeyer. In de biografie van De Coninck is te lezen:

Tijdens zijn reis ontmoette Herman dichteres en journaliste Antjie Krog, die verslaggeefster was van de Waarheids- en Verzoeningscommissie voor de radio. Herman moedigde haar aan om haar ervaringen als verslaggeefster van de commissie op papier te zetten, zodat hij ze kon opnemen in het NWT. Vanaf het vierde nummer van jaargang 1996 verscheen tweemaandelijks een ‘Brief uit Kaapstad’. In het voorwoord schreef Herman: “[…] Antjie Krog is hoofd van het clubje radiojournalisten dat over [“oorlogsmisdrijven” tijdens de apartheid] rapporteert, met verontwaardiging en woede en schaamte en slapeloze nachten. (Eyskens 2017: 475-476)

In het voorwoord van een eerder verschenen aflevering van het NWT, integraal gewijd aan Zuid-Afrika en dus nog vóór de eerste ‘Brief uit Kaapstad’ is gepubliceerd, had De Coninck al de lof gezongen van de politiek actieve Krog en van het periodiek Die Suid-Afrikaan. Niet zozeer het scheppende werk kreeg in die tijd zijn aandacht. Hij zou daar later in een persoonlijke brief, gedateerd op 20 mei 1996, nog verder op ingaan. In NWT, mei 1995, noteert hij:

Antjie Krog is dichteres, een paar jaar geleden nog te gast op Poetry International, en ‘uitvoerend redakteur’ van Die Suid-Afrikaan, een blad dat misschien wel graag een soort Nieuw Wereldtijdschrift zou willen zijn, maar het daar politiek te druk voor heeft. Die Suid-Afrikaan is een tweeëneenhalf-talig blad: Afrikaans en Engels door elkaar, een enkele keer mag ook Xhosa. Literatuur is de bedoeling, maar politieke pamfletten zijn dringender. Antjie Krog schrijft daar gedreven voorwoorden bij, die meestal eindigen met de formule ‘groetnis en genade’. Dat laatste smeekt ze de gekleurde bevolking af, omdat ze zo haar best doet. Dat klopt ook. Welke filosoof was het ook weer, die, gewezen op zijn ijzeren inconsequentie, zei dat hij dan wel als een wegwijzer de juiste richting aanwees, maar gezien zijn functie toch maar beter zelf ter plaatse kon blijven? Zo niet Antjie Krog. Ze legt zelf alle kilometers af die ze aanwijst, in alle richtingen. (4)

De brief die De Coninck Antjie Krog stuurde in het voorjaar van 1996, over het functioneren en de maatschappelijke impact van de Waarheids- en Verzoeningscommissie en waar Krog korte tijd later het getuigenisboek De kleur van je hart (oorspronkelijk Country of My Skull) aan heeft gewijd, kan ik hier gezien de lengte niet integraal citeren. (5) Het is voor beide auteurs in menig opzicht een belangrijke brief. De Coninck had Krog gevraagd over de confronterende hoorzittingen van de door aartsbisschop Desmond Tutu voorgezeten Truth and Reconciliation Commission verslag uit te brengen in het NWT. Aldus kondigde De Coninck de reeks aan in het NWT:

Vanaf dit nummer begint Antjie Krog, dichteres en journaliste, met een tweemaandelijkse brief uit Kaapstad. Daar gebeuren buitengewoon boeiende dingen die hier nauwelijks het nieuws halen omdat er niet genoeg doden bij vallen. Die zijn al gevallen en het gaat er nu juist om hoe Zuid-Afrika daarmee probeert om te gaan. Sinds kort is er een waarheidscommissie bezig met het onderzoek naar ‘oorlogsmisdrijven’ tijdens de apartheid. Die misdrijven kunnen aangeklaagd worden en bestraft – maar ook vergeven. Dat geldt met name voor ideologische misdaden. Het gevolg is alvast dat Eugène Terre’Blanche zich nu probeert te profileren als ideoloog: hij heeft nooit tegen de zwarten gevochten maar tegen het communisme. Ant[j]ie Krog is hoofd van het clubje radiojournalisten dat hierover rapporteert, met verontwaardiging en woede en schaamte en slapeloze nachten. (6)

In totaal publiceerde Krog in het NWT zes afleveringen van de rubriek ‘Brief uit Kaapstad’ (in 1996, afl.4, 5 en 6; in 1997, afl. 1, 2 en in het dubbelnummer dat aan de kort tevoren overleden De Coninck is gewijd: 5/6). (7) De ‘Brief uit Kaapstad’ was zoals bekend de concrete aanzet voor het schrijven van Country of My Skull (1998; De kleur van je hart, 2000). Krog leverde de teksten aan in het Afrikaans, Robert Dorsman maakte een Nederlandse vertaling. Precies de brontaal waarin Krog de teksten aanleverde, Afrikaans en niet Engels, is een interessant gegeven dat onderzoek vergt. De biograaf van De Coninck citeert een e-mail van Krog (juni 2017), waarin zij onomwonden stelt: “Die brief was die begin vir myself om prosa te doen en oor die kommissie te skryf. […] Die brief het my vry gemaak eerstens: omdat dit vir ’n “ander land” was, was ek nie oorversigtig of bang vir reaksie nie; tweedens kon ek eers in Afrikaans formuleer wat ek later kon vertaal na Engels vir Country” (mijn cursivering, yt).

Het spreekt voor zich dat zowel de bewaard gebleven correspondentie als de zes bijdragen van Krog in het NWT nader onderzoek verdienen. Over de inhoud van de ‘Brief uit Kaapstad’ weid ik hier niet verder uit. Feit is dat De Coninck als hoofdredacteur van het NWT (met de vertaling door Robert Dorsman) een bepalende rol speelde voor de introductie van Krog in Vlaanderen. In Nederland moet de aanwezigheid vroeger worden gesitueerd: Krog trad er voor het eerst op in Nederland in 1992 naar aanleiding van Poetry International in Rotterdam.
Vanuit Zuid-Afrika leidde een laterale transnationale lijn naar Antwerpen, van Afrikaans naar Nederlands, later naar meer plaatsen in Europa. Wellicht overdrijf ik niet met de conclusie dat De Coninck en NWT een bepalende institutionele rol speelden in de toetreding van een belangrijke Zuid-Afrikaanse literaire actor tot een ander taal- en cultuurgebied.
Een kort addendum tot besluit. Begin augustus, toen ik dit artikel heb voorbereid, legde ik het ontwerp voor aan Benno Barnard, oud-redacteur van het NWT. Particuliere redactionele herinneringen zei hij niet meer te hebben, maar hij stuurde mij deze getuigenis:

Ik herinner me wel dat Herman druk was met Zuid-Afrika, in de dagen dat we allemaal hoopvol gestemd waren, en intelligente mensen de Apartheidspolitiek niet met het Afrikaans identificeerden. Nu is het allemaal een zootje: het Afrikaans vervangen door het Engels aan je geliefde universiteit (de stupiditeit daarvan); een land dat racistisch was maar relatief welvarend nu verarmd en nog steeds racistisch – ik begin mijn hoop voor de mensheid op te geven. Droefenis alom. Enfin, weet ik nog iets dat jij kunt gebruiken? Ik vrees van niet. Tom Lanoye vond dat iedereen Xhosa moest leren, wat vooral de positie van de homoseksuele Bantoe ten goede zou komen – dat soort grappen maakten we toen. Ik begrijp dat zijn tropische Antwerpen tegenwoordig een van de meest gewelddadige steden ter wereld is. (8)

Deze bijdrage is gebaseerd op een lezing gepresenteerd tijdens het congres van de Afrikaanse Letterkundevereniging in Stellenbosch (‘Antjie Krog en die vele raamwerke van die Afrikaanse literatuurwetenskap’, Stellenbosch Institute for Advanced Study, 12-14 september 2018). Voor het referaat is onder meer gebruik gemaakt van de volgende artikels: Yves T’Sjoen, ‘“Zou de wereldbol een beetje aan het leeglopen zijn?” Herman de Coninck over het Afrikaans en Afrikaner maatschappij, cultuur en politiek’, Tydskrif vir Letterkunde. A Journal for African Literature 49(2), 2012, p. 5-24 en ‘Charl-Pierre Naudé en Gert Vlok Nel in Nederland en Vlaanderen. Laterale transnationale bewegingen van Afrikaanstalige schrijvers naar Nederlands en Engels’, Tydskrif vir Geesteswetenskappe/Journal of Humanities 55 (2015) 1, p. 111-122. Met dank aan Francis Galloway, Marlene van Niekerk en Louise Viljoen voor de gedeelde inzichten.

Bibliografie

Andringa, Els, Sophie Levie & Mathijs Sanders (2006). ‘Het buitenland bekeken. Vijf internationale auteurs door Nederlandse ogen (1900-2000)’, Nederlandse Letterkunde 11 (3), p. 197-210.

Bezuidenhout, Andries (2018). ‘Utopiese verbeelding en Afrikaans: ʼn Gesprek met T. Dunbar Moodie en N.P. van Wyk Louw’, N.P. van Wyk Louw-gedenklezing, Universiteit van Johannesburg: https://www.uj.ac.za/faculties/humanities/Department-of-Afrikaans/Documents/NP%20van%20Wyk%20Louw-lesing%202018_Andries%20Bezuidenhout_Moodie%20en%20Louw_11Sept18.pdf

De Coninck, Herman (2004). Een aangename postumiteit. Brieven 1965-1997. Annick Schreuder (ed.). Amsterdam: De Arbeiderspers.

Eyskens, Thomas (2017). ‘Toen met een lijst van nu errond’. Herman de Coninck. Biografie. Amsterdam/Antwerpen: De Arbeiderspers.

Komrij, Gerrit (1999). De Afrikaanse poëzie in duizend en enige gedichten. Amsterdam: Bert Bakker.

Lionnet, Françoise & Shu-mei Shih (2005). ‘Introduction’. In: (eds.) Françoise Lionnet & Shu-mei Shih, Minor Transnationalism. Durham & London: Duke University Press, p. 1-23.

Viljoen, Louise (2014). ‘Die rol van Nederland in die transnasionale beweging van enkele Afrikaanse skrywers’, Internationale Neerlandistiek 52 (1), p. 3-26.

Personalia

Yves T’Sjoen is verbonden aan de vakgroep Letterkunde van de Universiteit Gent en het departement Afrikaans en Nederlands van de Universiteit Stellenbosch. Hij is voorzitter van de onderzoeksgroep Gents Centrum voor het Afrikaans en de Studie van Zuid-Afrika en promotor van de Gentse leerstoel Zuid-Afrika: talen, literaturen, cultuur en maatschappij.

  1. E-mail van Marlene van Niekerk aan Yves T’Sjoen, 11/09/2018.
  2. Herman de Coninck, ‘Het niets tussen twee plekken’, in De cowboybroek van Maria Magdalena en andere reisverhalen, De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen 1996, p. 107-134. Ook opgenomen in: Herman de Coninck, Het proza (deel 2). Paul de Wispelaere en Jeroen de Preter (ed.). De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen 2000, p. 541-682, i.h.b. p. 649-682. In totaal betreft het vijf genummerde prozateksten. De citaten in deze bijdrage zijn ontleend aan de oorspronkelijke bundelpublicatie.
  3. De Coninck, Een aangename postumiteit, p.214.
  4. Antjie Krog, ‘Fragmenten van een lafaard’, in Nieuw Wereldtijdschrift 1995/3 (mei-juni), p.30-35. In een vertaling van Robert Dorsman.
  5. De Coninck, Een aangename postumiteit, p. 672-675.
  6. [Herman de Coninck], ‘Voorwoord’, in Nieuw Wereldtijdschrift 1996/4 (juli-augustus), p. 3.
  7. De afleveringen verschenen onder de volgende titels: ‘Ubuntu en amnestie’ (NWT 1996/4, p. 38-41), ‘Zwart tegen zwart, blank tegen blank’ (NWT 1996/5, p. 42-45), ‘Nog een pakkend stukje’ (NWT 1996/6, p. 48-51), ‘Biecht zonder vergeving’ (NWT 1997/1, p. 62-65), ‘Ruzie over de verzoening’ (NWT 1997/2, p. 56-57) en ‘Een oneindige, vijandige nacht…’ (NWT 1997/5-6, p. 116-120). Robert Dorsman bezorgde de vertalingen van de Afrikaanstalige teksten.
  8. E-mail van Benno Barnard aan Yves T’Sjoen, 7/08/2018.

This article was published in: Africa Book Link, Fall 2018: Afrikaans Literature.